Geld voor goede ideeën in het grensgebied

Nieuwe impulsen, nuttige subsidiemogelijkheden, Duits-Nederlandse partnerschappen, het verbinden van theorie en praktijk: bedrijven die grensoverschrijdende projecten opzetten of meedoen, kunnen ervan profiteren. Om zo’n samenwerking te bevorderen, heeft de Europese Unie het zesde Interreg-subsidieprogramma ‘Duitsland-Nederland’ opgezet.

Förderproramm, Geschenkübergabe bei Alpha Paletten & Boxen

De projectpartners zijn bij Alpha Paletten & Boxen in Wilsum begonnen met het Interreg-project Two4C ter bevordering van de circulaire economie.

In het Euregiokantoor in Gronau is een van de vier regionale programmamanagement (RPM)-kantoren van Interreg Deutschland-Nederland gevestigd. Het team adviseert bedrijven, publieke en private instellingen en organisaties over subsidiemogelijkheden voor grensoverschrijdende samenwerking. Ook helpt het bij de zoektocht naar geschikte partners in het buurland. Deze zesde editie van het Interreg-financieringsprogramma is anderhalf jaar geleden opgezet. Volgens Carmen van der Sluis van het RPM zijn er momenteel 34 grensoverschrijdende projecten. De subsidiemogelijkheden worden volgens haar al goed benut. Maar, zo legt ze uit: ‘’Er is nog ruimte voor nieuwe aanvragen. Voor de subsidieperiode tot en met 2027 verwachten we nog veel meer projectaanvragen.’’

RPM bemiddelt
Voor het ontvangen van subsidie uit het financieringsprogramma moet er sprake zijn van een grensoverschrijdende samenwerking tussen minimaal één partner uit Duitsland en Nederland. ‘’Er kunnen maximaal tien projectpartners meedoen’’, legt Van der Sluis uit. De uitvoering, de inzet van personeel en de financiering van het project moeten goed doordacht worden uitgewerkt. Ook moeten de betreffende marktkansen worden onderzocht.
Het RPM bemiddelt tussen de hoofdpartners van de verschillende projecten in het kader van Interreg Duitsland-Nederland: bedrijven, universiteiten of overheden, maar ook netwerkorganisaties en regionale instellingen zoals OostNL, het Netzwerk Oberfläche of de Handwerkskammer Münster. Het RPM is het eerste aanspreekpunt voor vragen en projectideeën. ‘’Samen kijken we naar ingediende ideeën en we zoeken indien nodig andere nuttige partners voor het project”, legt Van der Sluis de volgende stappen uit.

Half miljard euro voor grensregio
De Interreg-projecten worden gefinancierd uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO). Cofinanciering wordt verstrekt door de vijftien Duitse en Nederlandse Interreg-partners, nationale ministeries, provincies en andere publieke regionale instellingen. Samen beslissen ze uiteindelijk in een stuurgroep over de goed- of afkeuring van de projecten. Voor grensoverschrijdende projecten is in totaal voor de financieringsperiode van 2021 tot en met 2027 bijna een half miljard euro beschikbaar. Onder meer projecten op het gebied van landbouw, voedsel, klimaat, gezondheid en technologie worden ondersteund. Bij het huidige VI-Interreg-programma horen ook de twee projecten Two4C en AGIT.

Projectvoorbeelden
Thomas Melchert van de Handwerkskammer Münster legt het Interreg-project Two4C , dat onlangs is begonnen, uit: “Een milieuvriendelijke, vrij van schadelijke stoffen en complete circulaire economie is een enorme uitdaging, vooral voor kleine en middelgrote bedrijven aan beide kanten van de grens. Het is echter wel noodzakelijk met het oog op klimaatbescherming en concurrentiekracht. Met Two4C ondersteunen we bedrijven om ideeën ook in de praktijk te brengen.” Het doel is om Duitse maakbedrijven samen met een Nederlandse partner te helpen om een circulair bedrijfsmodel te ontwikkelen om zo een de lineaire waardeketen duurzaam te verbeteren. Hiervoor kan met een gratis zelfanalyse worden ontdekt waar men momenteel staat op het gebied van de circulaire economie. Projectpartners zijn naast de Handwerkskammer Münster van de Landkreis Grafschaft Bentheim, Oost NL, de stichting Kiemt en hogeschool Saxion. De projectperiode strekt zich uit over vier jaar en heeft ruim 3,9 miljoen euro beschikbaar. “Per project is maximaal 50.000 euro aan subsidie mogelijk”, zo legt Melchert uit.
Het AGIT-project zoekt naar manieren om aan beide kanten van de Duits-Nederlandse grens duurzame landbouw te realiseren. Het projectteam bestaat uit negen kleine en middelgrote bedrijven (MKB) en de hogeschool van Münster. Ze ontwikkelen samen onder meer een waterstoftankstation om energie uit agrarische zonnepanelen om te zetten in waterstof, en te gebruiken. Ook worden lichtgewicht constructies en efficiënte elektrische aandrijvingen ontwikkeld die worden voortgestuwd door groene waterstof. Dit betekent dat bijvoorbeeld bemesting, onkruidbestrijding en oogsten milieuvriendelijker worden uitgevoerd. Hiervoor is via Interreg en de projectpartners ongeveer 5,7 miljoen euro beschikbaar. Het project loopt tot en met najaar van 2025.
Het Netzwerk Oberfläche is bij de Interreg-projecten al enkele jaren actief. Dit netwerk brengt samenwerkingspartners aan beide zijden van de grens bij elkaar. Martin Gründkemeyer, directeur van Netzwerk Oberfläche NRW, legt uit: ‘’Met ons netwerk maken we gebruik van verschillende subsidieprogramma’s om innovaties te bevorderen. We zijn op dit moment als partners betrokken bij vier projecten.’’ Als onderdeel van Interreg worden bijvoorbeeld de twee projecten X-Lives en SuSuCoat gesubsidieerd. Met X-Lives worden innovatieve circulaire oplossingen op het gebied van polymeren, vezels en minerale materialen ontwikkeld en in de praktijk getest. Daarbij werken Duitse en Nederlandse MKB-bedrijven in workshops samen. SuSuCoats houdt zich bezig met innovatieve, milieuvriendelijke oppervlaktecoatings ter bescherming tegen steenslag, slijtage of weersinvloeden. Hierbij werken Duitse en Nederlandse bedrijven samen met de ICT-sector omdat bij de ontwikkeling van materiaal voor oppervlaktecoatings gebruik moet worden gemaakt van materiaal-, proces- en installatiegerelateerde gegevens.

Ideeën op de markt brengen
Volgens RPM-medewerker Carmen van der Sluis zijn sommige bedrijven nog steeds huiverig om betrokken te raken bij dit soort projecten. “Sommige denken dat het veel tijd kost’’, zegt ze. Maar volgens Van der Sluis is die angst helemaal niet nodig om te profiteren van lucratieve subsidies, want ze weet uit ervaring: “Goede ideeën slagen altijd op de markt. De inzet is dus zeker de moeite waard.”Als voorbeeld noemt Van de Sluis een innovatie van het bedrijf TG Hylift uit Gronau, dat tot stand is gekomen via een Duits-Nederlandse samenwerking. “TG Hylift was betrokken bij het Interreg IV-programma en ontwikkelde in dit kader een robot voor het reinigen van glazen gebouwen. De HyCleaner is inmiddels zelfs internationaal in trek. De schoonmaakrobot wordt bijvoorbeeld succesvol ingezet op treinstation Berlijn Südkreuz en op Arnhem CS’’, legt van der Sluis uit. Als vervolg ontwikkelde TG Hylift op verzoek een soortgelijke toepassing voor zonnepanelen. “Ook deze nieuwe uitdaging was succesvol. Het is een prachtig voorbeeld van grensoverschrijdende samenwerking.’’